Grevenbroekmuseum vzw

6 Afbeelding Oeros op mergelsteen

OEROS OP MERGELSTEEN

De Achelse heemkundekring kreeg in haar driemaandelijks tijdschrift "De Achelse Kapetulie" de primeur om bekendheid te geven aan de vondst en de studie betreffende een zeldzaam prehistorisch voorwerp. Het gaat om een stuk mergelsteen met daarop de gravure van een oeros, gevonden in Achelse grond in 1988.

De mergelsteen ligt in een vitrine van het Grevenbroekmuseum. Toen Neerpeltenaar Yvo Coninx - lid van de plaatselijke heemkundekring en amateur-archeoloog in vooral de prehistorie - de steen onder ogen kreeg, trok het zijn aandacht en maakte hij er een studieobject van. Hij kwam tot verrassende vaststellingen. Het bleek een zeer zeldzame vondst te zijn, vergelijkbaar met tekeningen van mensen en dieren op wanden van grotten in onze omringende landen. Het artikel hieronder van Yvo Coninx werd in de Achelse Kapetulie gepubliceerd.

 

Het mag op zich al een wonder heten dat deze mergelsteen met afbeelding van een oeros de tijdspanne van 1988 tot op heden heeft overleefd. Op 16 mei 1988 werd de steen ontdekt bij het uitgraven van een stookolietank. Eigenaar Chris Deraedt vond de steen op een diepte tussen 50 en 150 cm. Zijn huis is gelegen in de Haag, niet toevallig een hoger gelegen plaats in Achel.

museum 2 191 JPS Mergelsteen met rundNa de vondst werd de steen in de garage bewaard, waar de kinderen hem later vonden en er buiten mee speelden. Op dat ogenblik werd hij getoond aan hun achterbuur, Jean-Pierre Sleurs, die er prompt een foto van maakte (zie eerste foto met de steen in het gras).

Later vond Jean-Pierre de steen terug op zijn grondstuk en niet direct wetende wat hij ermee moest doen, legde hij hem voorlopig langs de vijverrand, waar hij hem enkele jaren later terugvond. De steen was ondertussen op de vochtige grond begroeid met mos. Jean-Pierre behandelde hem vervolgens met maerl of koraalalgenkalk, om het mos te doden en spoelde hem later af. Daarbij verdween echter ook het grootste gedeelte van de oorspronkelijke zwarte opvulling (zie foto hieronder – de steen met de afbeelding van de oeros zoals hij thans is.)

Hoe weten we dat deze afbeelding een oeros voorstelt? (soort: bos primigenius)

Als men enige kennis heeft van prehistorische (grotwand)kunst, dan zijn er talrijke voorwerpen en rotswanden te vinden waarop oerossen zijn afgebeeld. In België bestaat er een afbeelding van een oeros, met op de achtergrond een rendier of hert, gegraveerd op een leisteenplaat. Deze afbeelding werd gevonden in een grot bij Chaleux waar jagers-verzamelaars van het magdelien verbleven hebben. Verder zijn er vondsten van botten en afbeeldingen van de oeros gevonden te Gönnersdorf (Dl), Lascaux (Fr), Font-de-Gaume (Fr), Teyat (Fr), Chauvet (Fr), La Ferasserie (Fr), Andernach (Dl), La Pileta (Sp).

geert oeros2Tijdens een bezoek aan het Tiendenmuseum van Weert troffen we in de vitrinekast op de afdeling archeologie, de hoorn van een oeros aan. Het plaatje met uitleg vermeldt dat deze hoorn gevonden werd in Altweert in een gracht. Op zich bewijst dit toch wel dat deze runderen in onze streken voorkwamen.

Waar leefde de oeros?

In het jong pleistoceen (circa 120.000 jaar geleden) leefde de oeros in Europa, Azië en Noord-Afrika. Hij kwam vooral voor in moerassen, bossen, rivierdalen en rivierdelta’s; dus vooral in natte gebieden, waar hij zich voedde met grassen, kruiden en bladeren van de bomen. In Europa verdween de oeros in de 17de eeuw, vermoedelijk omdat zijn woongebied door de mensen werd ingepalmd. De huidige gedomesticeerde runderen stammen af van de oeros. De oerosstier was groter dan de huidige stier en was zwartbruin tot zwart van kleur, en had een schofthoogte van twee meter en een gewicht van circa 1.000 kg. De koeien en kalveren waren roodbruin van kleur. De horens van de oeros waren karakteristiek voor de soort en waren naar voor gericht en lichtjes naar binnen gekromd.

oeros3Tekening van een oeros uit de 17de eeuw

De stieren leefden gescheiden van de kudde koeien met kalveren en rond de paartijd kwamen de stieren bij de kudde om de koeien te dekken. De oudste fossielen van de oeros die in Duitsland in 1996 werden gevonden in het Jüllmecketal, Nordrhein-Westfalen zijn 275.000 jaar oud. Tevens werden er botten van de oeros ontdekt zowel bij de Maas te Lith, Roermond en in de Noordzee. Zowel de Neanderthaler als de Cro-Magnonmensen maakte jacht op deze dieren.

De vermoedelijke oudste afbeeldingen van de oeros, gevonden in de grotten van Chauvet (Fr), werden gedateerd op ca. 32.000 jaar oud, bijna dubbel zo oud als de vondsten in Lascaux (Fr) en Altamira (Sp).

De grotten van Lascaux werden in 1942 ontdekt en de grotten van Altamira in 1868. De beroemdste onderzoeker ervan was Abbé Breuil. Sinds zijn dood, nu vijftig jaar geleden, hebben de absolute dateringen van nu de conclusies van toen overhoop gehaald. Het werk van Breuil is daardoor voorbijgestreefd en dient daarom te worden bijgesteld. Maar aan interpretaties durven de archeologen zich thans niet meer zo vlug wagen.

Waarom werden er afbeeldingen van dieren gemaakt?

Een moeilijke vraag. Jachtmagie speelde zeker mee bij het kiezen van een dier dat men ging afbeelden. In eerste instantie werd een dier afgebeeld dat men kende en dat men regelmatig zag. Het kon afgebeeld worden om zeker te stellen dat de jacht goed verliep en dat er voldoende voedsel kon vergaard worden, of mogelijk simpelweg als een kunstuiting van de gekende leefwereld. Door voor ons onbekende symbolen toe te voegen, creëerden de kunstenaars een eigen leefwereld. Bij de afbeelding van de Achelse oeros zijn geen toegevoegde symbolen te bespeuren. Het is een afbeelding van een dier dat in de tijd van de kunstenaar leefde, zonder franjes maar wel met respect voor het dier. Men kan het beschouwen als een ‘art mobilier’, een kunstwerk dat door de trekkende mens op zijn tochten werd meegenomen.

Ultraviolette opnamen door het museumteam gemaakt, tonen aan dat op dit kunstwerk géén schilderingen werden aangebracht zoals op de grotschilderingen van Lascaux en Altamira. Daar kwamen er met ultraviolet licht details aan het licht die niet met het blote oog waarneembaar waren en werden er ook schilderingen beschadigd door inwerking van water en invloeden van de aanwezige lucht.

oeros4a

Een prachtig voorbeeld van een afbeelding van een oeros werd in de grot te Chaleux in de Ardennen gevonden (zie foto). Het is een leisteenplaat van circa 80 cm breedte waarop een oeros en op de achtergrond een rendier of een hert zijn gegraveerd. Deze plaat kon gebruikt geweest zijn om rituelen uit te voeren tijdens samenkomsten met andere groepen van dezelfde stam.

Zijn er vergelijkbare vondsten in mergel te vinden in de lage landen?

Ja, maar merkwaardig genoeg werd hier door de Nederlandse archeologen weinig aandacht aan besteed. Hiervoor moeten we naar Valkenburg gaan in Nederlands-Limburg, waar in 1931 tijdens het onderzoek naar middeleeuwse vluchtgangen bij toeval een opgevulde, afgesloten en daardoor onbekende “abri sous roche” in de voet van de mergelheuvel werd ontdekt. In de achterwand van die schuilplaats bleken afbeeldingen van mensen en dieren te zijn gegrift (zie foto met omkijkend hert naar een man met een speer).

oeros4b

oeros6

Men twijfelde eraan of de gravures door blootstelling aan de lucht behouden konden blijven. Vakmensen van de Universiteit van Leiden maakten gietvormen van de wandfragmenten. Deze afgietsels werden bewaard in het Streekmuseum van Valkenburg.

In de jaren zestig bezwijken de verrotte en in 1931 geplaatste stutten voor het afdak in de abri en na verloop van tijd wordt de grot opgevuld met puin, waardoor de gravures aan het oog worden onttrokken (zie ook foto hierboven rechts met omkijkend mannetje met speer).

En dan wordt het stil rond de rotsgravures van Valkenburg, tot in 1982 het retoucheer-steentje met de “Venus van Geldrop” werd tentoongesteld in het Noord-Brabantse museum te ’s Hertogenbosch, met als bijschrift: “authenticiteit betwijfeld”. Met de Venus van Geldrop wordt een gravure bedoeld die een jonge vrouw voorstelt, gegraveerd op een retouchoir. Dit steentje was afkomstig uit een Ahrensburg kampement in de omgeving van Geldrop, waar het in 1956 werd gevonden en op dat ogenblik niet werd herkend als een kunstwerk doordat het vuil was en tussen de hoop gevonden stenen van de nederzetting werd gelegd.

Het rumoer rond de geopperde twijfels van deze kunstuiting trok de aandacht van de heer A. Span, een in Achel wonende Hagenaar die afgestudeerd was in de kunstgeschiedenis en culturele prehistorie. Hij was lange tijd woonachtig geweest in Zuid-Frankrijk waar hij vooral de verschillende kunstvormen uit de laat-paleolithicum bestudeerde.

Dhr Span heeft als een van de weinige archeologen in 1951 de gravures te Valkenburg bezichtigd. Toen hij vernam dat in Nederland twijfels waren gerezen rond de echtheid van de “Venus van Geldrop” kwamen bij hem de gravures van Valkenburg terug in herinnering.

Het was dhr D. Stapert, archeoloog aan de Groningse Universiteit die zijn twijfel uitsprak over de echtheid van de gravering door de ‘afwijkende stijl’ van de figuur. Waarop dhr Span terecht de vraag stelde van welke stijl deze figuur dan afweek. Er waren in Nederland toen nog geen andere vergelijkende voorwerpen gevonden, tenzij … de gravures in Valkenburg. Maar die waren niet bekend, noch bij de officiële archeologen, noch bij de amateurs, op enkele uitzonderingen niet te na gesproken.

Het is in deze context dat dhr Span de Valkenburgse gravures als eind jongpaleolitische kunst, omstreeks 8.900 V.X. plaatste op basis van hun kunstuiting.

Wat hebben de gravures van Valkenburg gemeen met de afbeelding van de oeros van Achel ?

Voorlopig zijn beide soorten van gravures tot nog toe de enige bekende die in mergelsteen zijn uitgevoerd en op betrekkelijke korte afstand van elkaar zijn gevonden. De oeros kan hierbij als een soort “art mobilier” beschouwd worden. Een reizend beeldje waaraan vermoedelijk zeer groot belang werd gehecht en als een voorwerp van verering werd beschouwd.

De gravures van Valkenburg zijn, in tegenstelling met de vindplaats te Achel, een verblijfplaats onder een “abri sous roche” waar de jager-verzamelaars verbleven tijdens hun verblijf in wintertijd.

Aangezien de gravure van Achel een losse vondst is zonder archeologische context, valt moeilijk te achterhalen om precies welke groep van jager-verzamelaars en in precies welke periode deze mensen te Achel verbleven hebben.

Dat is ook niet van het allergrootste belang; wat hier vooral telt is dat er een nieuwe link met de gravures van Valkenburg kan gelegd worden.

Na een bezoek aan het Grevenbroekmuseum wordt – in juni 2010 - de gravure van de oeros verder besproken bij een Achelse trappist.

oeros7V.l.n.r: Yvo Coninx, Pieter Dijkstra uit Nederland, René Winters en Jean-Pierre Sleurs. Noël Van Elsen uit Hamont was ook aanwezig en maakte bijgaande foto.

Laten we daarbij niet vergeten dat nog andere, zeer belangrijke jongpaleolithische vondsten werden gedaan zoals de “ Venus van Geldrop”, gevonden in een opgravingsput in 1961. En later in 1989 “de danser van Wanssum” die in een collectie van opgravingen, uitgevoerd tussen 1955 en 1965, werd herkend door Drs.L. Verhart.

Beide vondsten zijn van officiële archeologische zijde nooit in verband gebracht met de gravures van Valkenburg. Zelfs een vermelding van het bestaan van de Valkenburgse gravures wordt nergens gepubliceerd!

Maar niet getreurd. Toen de vondst van de “Danser van Wanssum” op 14 maart 1989 wereldkundig werd gemaakt door Drs. Verhart van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, was dit de aanleiding voor de werkgroep Archeologie om hier verder onderzoek naar te doen (zie foto hieronder, nr. 1).

Pieter Dijkstra en Jan Groels (de vinder van de Venus van Geldrop, zie foto hieronder, nr. 2) en André Span kregen de mogelijkheid om dit steentje in lydiet waarop de figuur van de danser is afgebeeld, uitvoerig te bestuderen. Eerstgenoemde voor de materiaalstudie en André Span voor de stilistische analyse.

oeros8

Laten we uit deze studie vooral onthouden dat er duidelijk verwijzingen zijn zowel van de Venus van Geldrop naar de gravures van Valkenburg en de danser van Wanssum en omgekeerd. Volgens André Span, kan op subjectieve basis gezegd worden dat de gravures van Valkenburg stilistisch de oudste zijn, gevolgd door de danser van Wanssum en dan de Venus van Geldrop. We mogen niet vergeten dat de jongpaleolithische kunst vanaf 15.000 V.Chr. een hoogtepunt bereikte, behalve wat de menselijke figuren betreft. Die behielden een karikaturaal karakter.

Dat de wetenschap thans hernieuwde belangstelling heeft gekregen voor het kweken van oerossen brengt deze vondst eveneens in de actualiteit. Immers oerossen waren nu eenmaal de grootste runderen die in Europa rondliepen. Italiaanse wetenschappers willen daarom trachten het genoom van dit dier te herconstrueren door het DNA van bestaande diersoorten die het best aan de oeros kunnen gelinkt worden, te kruisen. Dit zijn de Highlandrunderen uit Schotland en het vee uit de Maremmen in Italië.

 

 

Geraadpleegde bronnen:

- The distribution of large hinted fauna in Middle and Western Europe during the late Upper Pleistocene. A critical contribution. Jordi Serangeli. ISSN 1438-8618 Tübinger Arbeiten zur Urgeschichte.

Archeologische berichten nr. 14 – 1983

- Prehistorische grotwandkunst ook in Nederland?Jazeker, en bovendien in relatie tot de “Venus van Geldrop” door André Span

- Rendierjagers ook in Valkenburg (Z.L.) door A.M.Wouters

Enige feiten betreffende het onderzoek der prehistorische gravures te Valkenburg, Limburg, met opmerkingen door A.Span 1985

Archeologische berichten nr. 18- 1987

- De identiteit der Valkenburgse gravures door A.Span

Les gravures rupestres de Valkenburg (Pays-Bas) par Renée L.Doize

- Extraits de congrès préhistorique de France – compte rendu de la XVme session – Poitiers-Angoulème 15-22 juillet 1956

- Wikipedia, de vrije encyclopedie – Oeros

- De Morgen 22/01/2010 – wetenschappers blazen oeros nieuw leven in.

- Archeologie No 1 1989 – De danser van Wanssum. De danseres van Geldrop kreeg een partner. Door P.Dijkstra en Jan Groels, met een bijdrage van dr. A.Span.

- Archeologie No 2 1990 – “Budel II” Vindplaats van een Epigravettien uit Budel-Dorplein (1) door Ad Wouters.

 

EPILOOG

Voor sommige uitspraken heb ik geput uit verslagen afkomstig van de heer André Span, een Hagenaar die 16 jaar in Achel heeft verbleven en met wie ik meermaals in nauw contact ben geweest in verband met archeologie.Voor zijn werk heeft hij 12 jaar in de Dordogne verbleven in het stadje Le Lardin. In 1993 is hij onverwacht overleden. Op late leeftijd doctoreerde hij in München op een proefschrift over middeleeuwse krijgskunde, kastelen en wapenuitrustingen. Zijn hart had hij echter verpand aan de prehistorie en had zich gespecialiseerd in de grotwandkunst. Als één van de weinigen had hij de kans om in 1951 de Valkenburgse gravures te bestuderen toen deze nog te bezichtigen waren. Vandaar zijn pleidooi om het belang van de enige grotwandkunst in Nederland te bewaren voor het nageslacht.

Door zijn lange verblijf in Achel heeft André in Archeologische Berichten nr. 18 uit 1987, de tijd genomen om een artikel over de Achelse Tomp te schrijven. Onder de titel “Een middeleeuwse versterking in het Broekland van Achel, België”.

Yvo Coninx, Neerpelt


 

hoofdmenu