Grevenbroekmuseum vzw
Politiek en maatschappij in de jaren '50 en '60
De Koude Oorlog
Het einde van de Tweede Wereldoorlog had de wereld geen vrede gebracht. De spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie was op het einde van de oorlog al volop merkbaar. Heel de wereld kwam langzamerhand in de greep van de twee ideologische grootmachten, wat vooral in Europa leidde tot een scheuring tussen het kapitalistische West-Europa en het communistische Oost-Europa. De splitsing van Duitsland en de oprichting van de NAVO en het Warschaupact waren er de gevolgen van.
Woelige jaren
De jaren ‘50 en ‘60 waren voor België allesbehalve een rustige periode: de koningskwestie, de schoolstrijd, Leuven Vlaams, betogingen (1) voor amnestie door de voormalige collaborateurs, de harde stakingen van de mijnwerkers, het einde van Belgisch Congo, de teloorgang van de Waalse industrie,…
Maar het was ook de periode waarin een aantal kleine veranderingen of vernieuwingen gebeurden die op lange termijn een invloed hebben gehad: consumptiemaatschappij, materialisme, ontkerkelijking, toenemende Amerikaanse invloed op onze cultuur, …
De nieuwe media
De televisie: niemand geloofde dat dit medium ooit de alomtegenwoordige radio zou kunnen overtreffen in populariteit. Het Eurovisiesongfestival wordt sinds 1956 jaarlijks over heel de wereld uitgezonden op televisie.
Toenemende mobiliteit
De reusachtige toename van het autobezit veranderde het landelijk uitzicht drastisch door de lintbebouwing, winkelboulevards, tankstations, snelwegen, parkings, tunnels en straatlampen. Deze wereldwijde mobiliteit was de aanzet voor de globalisering van vandaag. Alle mensen van de wereld met hun verschillende leefwerelden, culturen en economieën komen dichter bij elkaar maar ondertussen raken de grondstoffen van de aarde op en gaat ons milieu kapot.
Vooruitgangsoptimisme
De wereldtentoonstelling ’Expo 58’ te Brussel bekleedt een bijzondere plaats in de wereldgeschiedenis. Het was de expo van de hoop, van het geloof in vooruitgang in een zorgeloze en comfortabele toekomst waarin we de gruwelen van nog geen twintig jaar eerder zouden kunnen vergeten. Het Atomium staat er nog steeds als stille getuige van een gestorven droom.
Ook de vrouwen krijgen meer gehoor in de maatschappij: gehuwde vrouwen moeten hun man niet langer gehoorzamen. Ze mogen zelf beslissingen nemen. In 1965 kent België haar eerste vrouwelijke minister.
De introductie van de anticonceptiepil in 1964 (tot 1969 alleen op recept) zorgde voor een maatschappelijke verandering in de omgang met en de kijk op seksualiteit.
Cultuur, ontspanning en vrije tijd in de jaren ’50 en ‘60
Sinds er in de tweede helft van de 20e eeuw door de meeste mensen niet meer op zaterdagen wordt gewerkt, is de vrije tijd enorm toegenomen.
Dansgelegenheden, zoals ‘danspaleis Meylemans’, kermissen en volkskoersen waren voortzettingen uit de eerste helft van de eeuw. Maar een van de nieuwe trends in de jaren ’50 en ’60 was het weekenduitstapje of de jaarlijkse vakantie met de auto. De Vlaamse Automobilistenbond (VAB) sloot daarop aan, met bewegwijzerde autoroutes door de Vlaamse bossen. Langs deze routes ontstonden er op diverse Noord-Limburgse plaatsen recreatiedomeinen en vakantieparken voor gezinnen en speeltuinen voor de kinderen. Plaatselijk denken we daarbij aan het Hamonterwater en aan het domein de Bever, waarvoor de roei- en visvijver door de gemeente Achel werd aangelegd in 1964.
Verenigingsleven
Jeugdverenigingen, zoals KSA, KAJ/VKAJ en KLJ konden bogen op een iets oudere traditie, die uit de scoutsbeweging was ontstaan en vooral vóór de Tweede Wereldoorlog opgang maakte. In Achel werd de Chiro opgericht in 1959 onder stimulans van de paters Kruisheren, die ook de aanzet gaven tot oprichting van volleybalclub AVOC. In Hamont werd de Chiro opgericht in 1958.
Omdat een langere verblijfsvakantie er voor de meeste gezinnen nog niet inzat, organiseerden instellingen zoals de Christelijke Mutualiteiten verblijfsvakanties voor 12-, 13- en 14-jarigen in het Vlaamse Westouter, in Mariakerke aan zee en in Melchtal in Zwitserland. Velen zullen zich de met een koord dichtgebonden kartonnen ‘koffer’ nog herinneren…
Tegencultuur
Pop(ulaire)muziek is begonnen omstreeks de jaren vijftig en veroverde de hele wereld. De platenspeler en (transistor)radio werden op grotere schaal aangekocht. De eerste popmuziek-stijlen waren ‘rock-'n-roll’ en ‘beatmuziek’, met als iconen Elvis Presley en The Beatles. Het Woodstockfestival in augustus 1969 was een hoogtepunt van de tegencultuur van de jaren zestig en van het hippietijdperk. Het geldt als een van de belangrijkste en bekendste evenementen in de geschiedenis van de popmuziek.
Ook film en televisie waren een belangrijke vrijetijdsbesteding en cultuuraangelegenheid, waarvan de invloed vooral door de katholieke kerk ernstig werd opgevat. In 1956 werd het tijdschrift ‘Film & Televisie’ gelanceerd door de Katholieke Filmliga. Deze schreef dat de gelovigen de Vlaamse filmwereld onder hun controle moesten brengen door de oprichting van een documentatiebureau dat de morele, artistieke en populaire waarde van de films moest aangeven. De opvolger van het tijdschrift was ‘Filmmagie’, dat werd stopgezet in 2020.
Marilyn Monroe was het sekssymbool in de jaren '50. Volgens haar eerste echtgenoot had ze begin jaren veertig geen ambities om actrice te worden. Ze wilde huisvrouw worden. Ze werkte als zoveel andere vrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog, in een oorlogsfabriek. Daar maakte ze kennis met een fotograaf, die kennelijk gecharmeerd was door haar uiterlijk en begon ze te poseren.
De thuiswerkende vrouw
en de veranderende positie van de vrouw in de jaren '50 en '60
In de jaren ‘50 was 98 procent van de getrouwde vrouwen huisvrouw, al dan niet gecombineerd met werk o.a. op de boerderij. De levensbestemming van de vrouw was destijds heel simpel: trouwen, veel kinderen krijgen en het huishouden doen. Volgens een enquête van Libelle uit 1956 werkte een huisvrouw gemiddeld twaalf tot veertien uur per dag. Op het paspoort van een huisvrouw stond: ‘Beroep: zonder’.
In de jaren ‘60 kwam er een grote omslag: er waren meer en meer opgeleide jonge vrouwen die werk vonden in het onderwijs, bij de overheid, bij bedrijven en in het bankwezen. In 1969 gingen zo goed als alle jonge vrouwen uit werken: sommigen tot er kinderen kwamen, anderen tot hun pensioen.
Dit waren enkele van de kenteringen:
Pas in 1948 kregen vrouwen het algemene stemrecht in België en toegang tot universitair onderwijs, maar daar bleef het bij. Het was de feministes van de zogenaamde eerste emancipatiegolf niet gelukt om een einde te maken aan de ‘handelingsonbekwaamheid’ van de vrouw. Voor elke uitgave die ze wilde doen, moest ze toestemming van haar echtgenoot hebben.
Onder invloed van de emancipatie die uitging van de protestbewegingen in de jaren ’60, kreeg de vrouw ook meer zeggenschap in de gezinsplanning (de pil, ‘baas in eigen buik’). Dit ging gepaard met het verlies van invloed van de katholieke kerk, die zich tot dan erg behoudsgezind had opgesteld en zich altijd had opgeworpen als promotor van de ‘vrouw aan de haard’. Het huiswerk werd verlicht door nieuwe technische ontwikkelingen zoals de introductie van de automatische wasmachine, de droogzwierder, de stofzuiger, het elektrische fornuis, de elektrische naaimachine en de centrale verwarming... De inkomensongelijkheid tussen man en vrouw werd in die tijd ook een nieuw thema.
De doelstellingen van de vrouwenemancipatie (gelijk loon, stemrecht, gelijke behandeling in het gezin en de rechtspraak en recht op seksuele vrijheid) zijn in Europa en Noord-Amerika volgens sommigen grotendeels bereikt, maar anderen vinden dat aan vrouwenemancipatie nog veel aandacht moet worden besteed. In het grootste deel van de wereld, zoals veel islamitische landen, is de vrouwenemancipatie nog in het beginstadium of minder gevorderd.
Religie in de jaren ’50 en ‘60
In de jaren ’50 en ‘60 stond de katholieke kerk in alle opzichten in het middelpunt van de gemeenschap. Priesters en nonnen straalden autoriteit en gezag uit, dat niet in twijfel mocht worden getrokken. Communiefeesten, processies, christelijke feesten en allerlei huiselijke rituelen vormden een vanzelfsprekend deel van het dagelijkse leven: een rozenkrans bidden, kaarsjes branden, kruisje geven voor het slapengaan, bidden voor de maaltijd. Het was een bloeiperiode voor de lokale kloosters. In Achel waren dit de trappisten, de Kruisheren en de zusters jozefienen. In Hamont de zwartzusters, de ursulinen en de salvatorianen.
De kerken waren goed gevuld in de week en vol op zondag. In de week waren er dagelijks drie missen, op zondag waren er dat vier of vijf. Er werden nieuwe parochies gesticht in Achel-Statie en Hamont-Lo, waarbij er telkens ook een nieuwe kerk gebouwd werd. De talrijke eremissen van nieuwe priesters gingen altijd gepaard met een groot volksfeest. Veel parochianen waren actief in een van de vele devote verenigingen. In de jeugdverenigingen gaf de proost de juiste richting aan. Er waren de missiedagen die massaal werden bijgewoond. Gastspreker-priesters bestegen de preekstoel voor hun gevreesde donderpreken.
De jaren ‘60 werden gekenmerkt door de hervormingen van het 2de Vaticaans Concilie van 1962 tot 1965. De Kerk werd opener en moderner. Terwijl in de jaren ‘50 het Latijn nog de voertaal was tijdens de liturgie, veranderde dit in de jaren ’60 naar Nederlandstalige vieringen.
Naast de collectes in de zondagsmis, zocht de kerk ook via speciale acties steun voor de bouw en het onderhoud van kerken, ziekenhuizen en scholen. Zo was er de actie ‘Wij bouwen met de bisschop’, een jaarlijks initiatief om steun op te halen voor de bouw van katholieke scholen. Talrijke jongeren werden door de geestelijken aangespoord om met de Bouworde te helpen bij kerk- en woningbouw in Duitsland. De ‘spekpater’ zorgde met Oostpriesterhulp voor humanitaire ondersteuning.
De missies - voornamelijk in Congo - bekleedden een belangrijke plaats in vele families. Hamont en Achel telden tientallen missionarissen en missiezusters, die door de lokale missiekringen actief gesteund werden.
Het onderwijs in de jaren '50 en '60
Na de Tweede Wereldoorlog was er een ‘babyboom’. Uit de volkstelling van 1950 bleek dat 48% van de Limburgse bevolking jonger was dan 25 jaar. Een gemiddeld gezin bestond in Noord-Limburg uit 5 personen. Limburg investeerde volop in onderwijs. De scholarisatie bij 15- tot 18-jarigen in Limburg verdubbelde, zowel bij de jongens als bij de meisjes. Er werd ook volop geïnvesteerd in hoger onderwijs, met als kers op de taart de opening van het Limburgs Universitair Centrum in Diepenbeek. De zuivere wetenschap zou de redding zijn voor de mensheid. Het was een tijdperk dat de toekomst met vertrouwen tegemoet ging.
Op politiek vlak waren de wonden van de bitsige nationale schoolstrijd op het einde van de 19de eeuw nog niet geheeld. Het schoolpact van 1959 hield voornamelijk in dat het vrije onderwijsnet zich aan een vergelijkbare onderwijsreglementering onderwierp in ruil voor subsidiëring, die vergelijkbaar is aan de financiering van het staatsonderwijs. Het schoolpact hield bovendien in dat er geen inschrijvingsgeld meer mocht gevraagd worden in het secundair onderwijs.
De leerplicht was tot 15 jaar. In veel grote gezinnen was voor de oudsten de schooltijd dan voorbij. Meisjes 'moesten' thuisblijven en werden ingeschakeld in het huishouden.
Het aantal leerlingen per klas was groot. Dertig leerlingen per klas was geen uitzondering. In het katholieke onderwijs begon de les met een gebed.
In het klaslokaal stond een hoge kolenkachel met ernaast een gietijzeren kolenbak. Een lange kachelbuis ging boven ‘de stoof’ verticaal omhoog om dan verder horizontaal naar de schouw te gaan. Zo werd maximale warmte verkregen van de kachel. Kinderen kregen opdracht om de kolenbak te vullen.
De leerkracht schreef op het bord met krijt en wiste alles uit met een bordveger. Soms droeg men een stofjas of armstukken om de kledij niet te veel met krijt te besmeuren.
Een juffrouw was ongehuwd. Vanaf het huwelijk mocht ze niet meer voor de klas staan. Een maatregel die in 1963 ongedaan werd gemaakt.
In de jaren ‘50 schreven de kinderen nog met een griffel op een lei. Op papier schreef men met een potlood of een stalen pen. In elke bank was er een inktpot voorzien en er was ‘vloeipapier’ om de inkt op te drogen.
Linkshandig schrijven was uit den boze. Sommige leerkrachten bonden soms de linkerhand met een touw tegen de achterkant van de bank, zodat het kind verplicht werd rechtshandig te schrijven.
Schoolsparen gebeurde door geld mee naar school te brengen. De leerkracht noteerde het bedrag in een spaarboekje van de ‘Algemene Spaar- en Lijfrentekas’.
De schoolweek eindigde op zaterdagmiddag. Lijfstraffen zoals een flinke oorveeg of een tik met een regel op de vingers waren nooit ver weg.
De meeste kinderen gingen te voet naar school.
Onderwijs in Hamont-Achel
Achel-Dorp
Het kleuteronderwijs was volledig in handen van de zusters jozefienen. Jongens en meisjes zaten samen in de klas.
Na de derde kleuterklas bleven de meisjes aan de school in de Zandstraat, later de Pastoor Bungenerslaan voor zes jaar lager onderwijs. Voor een groep meisjes was er nadien de huishoudschool waar de voornaamste vakken naailes, strijken, koken en huishoudelijke taken waren. Andere meisjes trokken de gemeentegrens over naar Neerpelt en Overpelt voor middelbaar onderwijs
De jongens gingen naar de school achter het gemeentehuis in de Dorpsstraat-Kasteeldreef. Het kwam wel voor dat in één klas twee schooljaren samengevoegd werden. Na het 5de leerjaar kozen sommigen voor het voorbereidend jaar op het college.
Vanaf het schooljaar 1961-’62 werden het 7de en 8ste leerjaar afgeschaft. Er volgde dan middelbaar onderwijs, soms in combinatie met een leercontract.
Achel-Statie
De jongens en meisjes zaten er samen in de klas. Onderwijzers waren zowel mannen als vrouwen.
Na vier jaar lager onderwijs aan ‘De Statie’ moesten de jongens naar de school in de Kasteeldreef, de meisjes naar de Zandstraat (Pastoor Bungenerslaan).
Hamont
De kleuter- en lagere meisjesschool was bij de ursulinen en in de jaren ‘50 werd er een internaat opgericht voor jongens van 4 tot 12 jaar en voor meisjes van 4 tot 18 jaar. Erkenning in 1961 van de lagere graad technisch afdeling huishoudkunde. Deze was gestart op 1 september 1956. In 1969 werd de hogere graad gestart, erkend in 1974.
De katholieke jongensschool, opgericht na de schoolstrijd door de Broeders van Scheppers, was in de Bosstraat.
In 1962 startte een rijkslagere school voor jongens en meisjes op Koleneind 1.
Hamont-Lo
De salvatorianen begonnen in 1903 met een lagere school en alleen voor Duitse leerlingen-priester een college. In 1947 werd gestart met Grieks-Latijnse humaniora met gemiddeld 25 Nederlandstalige leerlingen. Tot de jaren ‘70 was er enkel een internaat.
Er was een kleuterschool van 1915 tot 1919. Deze werd heropgericht in 1931.
Ik heb heimwee naar de simpelere tijden van Zonneland en Zonnestraal
Marc Van Ranst is viroloog aan de KU Leuven. Zijn column verschijnt tweewekelijks. In De Morgen schrijft hij over het verdwijnen van de iconische kindertijdschriften uit Averbode die zijn jeugd, en die van vele generaties voor en na hem, mee vormgaven.
© Marc Van Ranst - De Morgen - 9 februari 2024
De Witte van Zichem kreeg er zijn eerste job in de drukkerij, en Ernest Claes ligt er begraven. In de abdij van Averbode installeerden de norbertijnen in 1886 hun eerste drukpers. Het succesverhaal van ‘De Goede Pers’ begon in 1907 met Averbodes Weekblad. Dit katholieke gezinsblad met rubrieken over wetenschap, cultuur, geschiedenis en actualiteit haalde in 1914 een wekelijkse oplage van 58.000 exemplaren. In Averbode woonden toen 1.500 mensen.
In 1920 startten de norbertijnen van Averbode, geïnspireerd door Paus Pius X en priester Poppe, een nieuwe jeugdbeweging: de ‘Eucharistische Kruistocht’. Zonneland werd hun clubblad, en dit magazine werd wekelijks verspreid via alle katholieke scholen. In het begin nog met voorpagina’s als ‘Heil Jezus, onzen Koning’, maar niet veel later ook met spannende stripverhalen.
Zo lag Zonneland, nog voor andere magazines als Kuifje (1929) en Robbedoes (1938), mee aan de basis van het succes van het stripverhaal in ons land. Onze Vlaamse jeugd leerde geduld door met een popelend hartje een week te wachten op de volgende aflevering van hun stripverhaal in het volgende Zonnelandje.
Wanneer je als kind opgroeide in de jaren 60 had je een heleboel buitenfamiliale tantes en nonkels. Zo hadden we Tante Terry (Terry Van Ginderen) en Nonkel Bob (Bob Davidse), twee vrolijke vrienden die op woensdagnamiddag samen het jeugdprogramma Tip-Top presenteerden. Tante Terry en Nonkel Bob vonden hun inspiratie zonder twijfel bij een andere nonkel, Nonkel Fons, het pseudoniem van kanunnik Daniël De Kesel (de achteroom van Jozef De Kesel, de voormalige aartsbisschop). Als 24-jarige broeder werd hij in 1936 hoofdredacteur van Zonneland, en nonkel des vaderlands.
Nonkel Fons was de bezieler van wat uiteindelijk uitgroeide tot een gans universum aan tijdschriften die onze jeugd kleurden. Als kleuter leerden we kleuren, knippen en plakken met Doremi. In het eerste en tweede leerjaar lazen we onze eerste verhaaltjes in Zonnekind. Nonkel Fons was samen met de tekenaar Gray ook de bedenker van ‘Rikske en Fikske’, een grappige stripreeks voor beginnende lezertjes. In het derde en vierde leerjaar lazen we Zonnestraal en daarna was je klaar voor Zonneland en Top.
Om de vakantieperiodes te overbruggen, voorzag Nonkel Fons ook aparte kerstboeken, paasboeken en grotevakantieboeken. Nonkel Fons was alomtegenwoordig.
Wanneer er voor een of andere schooltaak illustraties moesten worden gezocht, doken we in ons spaarzame en ambachtelijke archief aan oude Zonnelandjes. Geheid vonden we wel een paar bruikbare prentjes die we uitknipten, lijmden en voorzagen van een kadertje en een titel of legende. Nu vinden onze kinderen illustraties op Google. Knippen en plakken werden copy en paste. “Het isj nie moeilijk, het isj gemakkelijk”, zei Kamiel Spiessens.
In de roaring twenties werd Hollywood het mekka van het hedonisme en de verdorvenheid. Stilaan begon dit door te filteren naar de eerste filmzalen in Vlaanderen. De katholieke kerk vond al die blote filmbenen gevaarlijk en wou de Vlaamse jeugd een zedelijk tegengif bieden. Zo zagen de Vlaamsche Filmkens in 1930 het levenslicht: kleine leespockets met kortverhalen van ongeveer 39.000 tekens op 32 pagina’s, gericht op kinderen van 10 tot 13 jaar. Vandaag zitten we met nummer 3.436 aan de 95ste jaargang. Talloze Vlaamse schrijvers debuteerden in deze reeks: Cor Ria Leeman, René Swartenbroeckx, Karel Verleyen, Gerda van Cleemput en René Struelens waren mijn favoriete Vlaamse Filmpjes-schrijvers. De bekendste auteur was John Flanders, pseudoniem van de Gentenaar Raymond De Kremer. Zijn fantastische, vaak magisch-realistische, verhalen zijn van het niveau van Edgar Allen Poe en blijven decennia later nog altijd zeer leeswaardig.
Sinds 2000 begon het steeds moeilijker te worden voor de Uitgeverij Averbode om te overleven. In april 2022 werd hun hele portfolio overgenomen door de educatieve uitgeverij Plantyn, die op haar beurt deel is van de internationale uitgeefgroep Infinitas Learning. Die trekken nu de stekker uit Doremi, Zonnekind, Zonnestraal en Zonneland. Aan het einde van dit schooljaar rollen de laatste nummertjes van de pers. Jammer. Enkel de Vlaamse Filmpjes blijven bestaan.
In dit universum rond De Goede Pers van Averbode vond ik in mijn jeugd behapbare informatie, gezelligheid, samenhorigheid en amusement. Ik heb heimwee naar die simpelere tijden.
Met dank voor de input van mijn broer Wim, directeur van de Vrije Basisschool Sint-Martinus in Burcht, en van mijn vader, Edward Van Ranst, ere-coördinerend inspecteur basisonderwijs.
De economie in de jaren ‘50 en ‘60 in Achel en Hamont
In het begin van de jaren ‘50 waren Achel en Hamont nog agrarische gemeenten. Ongeveer 30% van de gezinnen leefde volledig van de landbouw. Er waren in 1953 twee tractoren in Hamont en 127 paarden. Bij de volkstelling in 1947 telde men in Hamont 13 KMO’s , 9 handelszaken, 71 alleenstaande handarbeiders en 192 alleenstaande handelaars. In Achel gelijkaardig, met de abdij Achelse Kluis als grootste landbouwbedrijf in de regio.
Het straatbeeld was helemaal anders dan vandaag. De bedrijven lagen verspreid, een aantal lagen midden in de woonkernen. De smid werkte nog in een open werkplaats. De auto werd zelden gebruikt voor het woon-werkverkeer. Men ging met de bus, te voet of met de fiets naar het werk. Boeren met paard en kar waren nog heel gewoon in het straatbeeld. Er werd nog volop op straat geleefd, met name rond en in de vele kleine buurtwinkels en cafés.
Kenmerkend voor de regio is de moeizame ontsluiting, door een gebrek aan interesse van de nationale overheid om hier te investeren in wegeninfrastructuur en openbaar vervoer. Typerend voor de jaren ‘50 is de afbouw van de treinverbindingen. Het station van Achel werd tot 1948 gebruikt voor reizigersvervoer en tot 1959 voor goederenvervoer. In 1962 werden de verlaten gebouwen gekocht door de gemeente. Zo ontstond het industrieterrein Heikant. Het station in Hamont sloot in 1957 voor reizigersvervoer. In de jaren ‘60 zouden ook in Hamont de eerste industriezones gevormd worden.
In de jaren ‘50 waren het in Achel en Hamont vooral de oude bedrijven die voor werkgelegenheid zorgden. De meeste arbeiders en bedienden werkten in de zinkfabrieken in Budel-Dorplein en Overpelt, bij ‘de poeier’ (buskruit) in Kaulille en in de Philips- en DAF-fabrieken in Eindhoven. In de jaren ‘60 trekken de industrieterreinen grotere investeringen aan. In deze jaren zijn er ook lokale ondernemers die nieuwe bedrijven opstarten of die bestaande kleine ondernemingen uitbouwden tot forse bedrijven.
Naast de grotere bedrijven waren er ook talloze kleine zelfstandige ondernemingen, actief in de horeca, bouw, kleinhandel en ambachtelijke productie. Typisch voor de jaren ‘60 is ook de aanzet tot schaalvergroting in diverse sectoren.
In 1965 werd de vijfdaagse werkweek van 45 uren in alle sectoren verplicht. In 1967 werd het aantal wettelijke vakantiedagen uitgebreid van 12 naar 18 dagen per jaar.
Grotere bedrijven
AJK | Janssen, mazouttonnen en opleggers |
Amavox/Amarex | Electronicagroothandel, opgestart door Frencken in de jaren ‘50. In 1963 naar nieuw pand in de Transistorstraat |
Bernalinjo | Molenstraat, vleesverwerking |
Brabantia | 1963, in 1966 met 51 werknemers |
Busbedrijf | Edgard Lenders, Jan Schoemans |
CSM | Metaalconstructies Constant Schuurmans |
FAL | De gebroeders Lauwers startten in de jaren ‘50 met de productie van stalen ramen en deuren |
Hamotex - Jansen de Wit's Kousenfabrieken | Vestiging in Hamont opgericht in 1969 |
Hassia Benelux | Verpakkingsbedrijf wordt in 1959 opgericht door Duitse investeerders. In 1966 met 57 werknemers |
Hegge gebrs. | 1962 verhuis van de werkplaats op de Burg naar de Varkensbos; hal van 1200 m² gebouwd. Destijds bestonden de hoofdactiviteiten vooral uit draai- en freeswerk, buigen van profielen, maken van mangaten en allerhande constructies. |
Inalfa | Opgestart door Nederlandse investeerders in 1964 |
Kempo | Van Vlierden - Bierhandelaar en limonadefabrikant |
Klima | 1963, in 1966 met 46 werknemers |
Koffiebranderij 'de Gulden Poort' | Gebroeders Simons stadswaag |
Meewis | Exportslagerij |
Mertens | Schrijnwerkerij (kerkmeubilair) |
Noten Leo | Kolenhandel, schakelde in de jaren ‘50/’60 om naar petroleum |
Schoemans Don | Bouwbedrijf |
Sigarenfabrieken Louis Spaas | Sluit in 1970 |
Spaas kaarsen | Groei van huishoud- en fantasiekaarsen. In 1953 telt het bedrijf 60 werknemers, in 1969 ruim 100. In 1954 door een brand volledig in de as gelegd. |
Stevens Jozef | Bouwbedrijf |
Strohulzenfabriek Wijnen | Sluit in 1960 |
Tissage de velours | Schellens trijpfabriek |
Umans | Kolenhandel |
Van Hout Horeca | Leopold Meeuwissen en zijn vrouw bouwen hun winkel uit tot een groothandel voor horecaproducten |
Van Zon horeca | Opgestart in 1964 |
Voorbeelden van handelszaken en kleine bedrijven
Bakkers | Miel Spaas en Vanhout in de Stad, Ketelslegers in de Bosstraat,Bakkerij Felix Vangrinsven in de Thomas Watsonlaan,Schuermans in de Thomas Watsonlaan,Vandeurzen in de Stationsstraat,Delcour-Tielen Achel-Statie |
Bioscopen | Cinema Walburg, Leopold III |
Evenementen | Pallieterhal, Zaal Apollo |
Fotograaf | Stevens, Noukens, Suetens |
Garages en benzinepompen | Gudders, Van Gerwen, Nijs, Meeuwissen, Beliën, Tutelaers |
Graanhandel | Verhees, Hendrikx |
Kledij, garen en wol | Joosten, Lamers, Van de Broek, Davids, Bas & Lisette Groenen |
Kolenhandel | Umans, Willems, Bormans (Boerenbond) |
Schoenmakers | Jaak Habraken, Pierre Plompen, Jaak Martens |
Schoenwinkels | Verhees, Martens-Tjoens |
Sigaren, rookwaren | Spaas, Boonen |
Slagers | Winkels, Ballings, Nolleke van Vlierden, Geurts in Hamont, Jozef Neyens en Louis Ceelen in Achel, Thieu Donckers in Achel-Statie |
Smeden | Karel Jacobs in Hamont, Giel Van Hoof in Achel, Harry Jacobs in Hamont |
Superettes | Welvaart winkels: Jaak Van Otterdijk-Verweyen in Achel,Martin Saelmans en Jeanne Vos/Van Hout begonnen in 1956 een kleine superette op de hoek van de Abdijstraat met de Deken Dolsstraat, Hegge Lozerweg, Delhaize in de Stad,Theunis supermarkt Unic,Vangerven supermarkt Primi in Achel,Chel Willekens in Hamont-Lo,Nijs startte met fietsverkoop, daarna supermarkt, evenementenhal Pallieterhal |
TV en huishoudtoestellen | Van Baelen Limburgse Electro Apparaten Constructie (L.E.A.C.); fabricage van radio’s en TV’s |
Tuincentra | Louis Tijskens, Swinnen |
Wassalons | Jacobs in de Stad, Verweyen-Vangrinsven in Achel |
IJzerwaren | Hegge, ’t Boerke, Van Hoof |