Grevenbroekmuseum vzw
Ramp van Hamont
Een week na de wapenstilstand ontplofte een Duitse munitietrein in Hamont 18 november 1918.
De ontploffing van Duitse munitiewagons te Hamont.
geschreven door wijlen Lambert Stevens
Op 11 november 1918 werd, om 5 u 's morgens in een spoorwagon in het bos van Compiègne, door een Duitse delegatie de wapenstilstand getekend. En aldus stierf op 11 november 1918, 's morgens om 11 u., het geluid van het vuren uit. De eerste wereldoorlog was afgelopen.
Alle leed was echter voor de Hamonter bevolking nog niet geleden; want precies een week later, op 18 november om 23 u, een zondagavond, ontploften in het station van Hamont twee Duitse munitiewagons. Hoe kwamen die wagons nu in Hamont terecht?
Na de wapenstilstand kozen tal van Duitse legereenheden de kortste weg naar de 'heimat' en daarvoor gebruikten zij de dubbele spoorlijn Antwerpen-Mönchengladbach.
Deze spoorlijn werd op 2 juni 1879 geopend voor het goederenvervoer en op 30 juni van hetzelfde jaar opengesteld voor het reizigersverkeer (1). Voor Hamont was dit van uitzonderlijk belang. Het station was duidelijk een eindpunt voor het binnenland en een doorreisplaats voor Nederland en Duitsland.
Dit station heeft tot aan de eerste wereldoorlog veel bedrijvigheid gekend. Het groeide uit tot een station eerste klas. De rangeerplaats telde 54 sporen en er reden gemiddeld 60 treinen per dag.
Het ligt dus voor de hand dat de Duitsers, bij hun aftocht, gebruik maakten van deze belangrijke spoorlijn. Doch aan de Nederlandse grens werd het een oponthoud; immers er moest aan het neutrale Nederland toelating gevraagd worden om met die militaire konvooien via Weert en Roermond naar de Duitse grens te trekken. Daarbij kwam nog dat de Nederlandse locomotieven geleidelijk de treinen overnamen en zorgden voor het verdere transport over Nederlands grondgebied. Talrijke treinen reden het Hamonter station binnen. Spoedig raakten alle sporen volzet en nog steeds kwamen nieuwe treinen aan, zodat er tot Neerpelt toe een opstopping ontstond zelfs tot Mol tenslotte.
Er waren wagons geladen met voedingswaren, wagons met jenever in vaatjes, jenever in flessen, wagons met gereedschap, kledingstukken, schoeisel, glaswerk, porselein, juwelen, schilderijen, allemaal oorlogsbuit, ook wagons met oorlogsmaterieel, met munitie en dynamiet. En tussen al die chaos stond er die 18 november ook een rodekruistrein met zieke en gekwetste militairen. Sommigen zeggen twee.
De grens werd alleen nog maar bewaakt aan de Nederlandse zijde. De elektrische draadversperring was overal al doorgeknipt en de Hamontenaren gingen reeds eetwaren kopen in Budel. De Nederlanders van hun kant kwamen in Hamont een kijkje nemen naar die formidabele treinopstopping.
Op 18 november rond elf uur 's avonds hoorde men meerdere knallen gevolgd door een enorme slag. Hamont schudde op zijn grondvesten. Het was alsof de aarde beefde. Tot in een straal van 15 km was iedereen opgeschrikt en vlogen de ruiten stuk. In de verte tekende zich een rode gloed boven Hamont af.
De wielen en het ijzer van de uiteengereten wagons werden in het rond geslingerd. De luchtverplaatsing verbrijzelde de ruiten en rukte de deuren uit. Niet alleen het station doch ook vele omliggende huizen voornamelijk uit de Achterhoek, Bosstraat, Molenstraat en zelfs de Winter werden erg toegetakeld.
Een inwoner van de Achterhoek vond 's anderendaags een treinwiel tussen zijn preiplanten. Van de mooie St.-Laurentiuskerk lagen veel leien van het dak en er werd 230 m2 glas in lood vernield. Er zat geen stukje glas meer in de ramen. Men heeft later aan de kerk ruim anderhalf jaar gewerkt om alles weer in orde te krijgen (2). De schade aan het Ursulinenklooster bedroeg toen meer dan 20.000 fr.
Talrijke Duitsers, men zal wellicht nooit weten hoeveel, werden op slag gedood. Onder de inwoners van Hamont waren er gelukkig geen dodelijke slachtoffers. Wel telde men enkele gekwetsten onder wie Adriaan Beliën, die een oog verloor. Vele Hamontenaren sloegen op de vlucht naar St.-Huibrechts-Lille, naar Kaulille en naar het klooster der zusters Ursulinen.
Tegen de morgen van 19 november was er een nieuwe bedreiging. De brand, ontstaan door de ontploffing, nam uitbreiding tot aan de wagons geladen met stikstofbommen. In de kelders van het Ursulinenklooster baden de zusters, mannen, vrouwen en kinderen om het luidst. Dan kwam het goede nieuws dat de bedreigde wagons waren afgehaakt en weggesleept.
Over wa
t na de ontploffing gebeurde doen de gruwelijkste verhalen de ronde. Ooggetuigen vertelden dat Duitse soldaten op hun rug of op hun knieën lagen te kermen, anderen renden weg als waanzinnigen. De zieken en gewonden uit de rodekruistrein kropen door de glasscherven om aan die hel te ontsnappen. Men zegt zelfs dat sommige Duitsers, die dadelijk na de ramp de Hamontenaren aanklampten om hulp, als levende toortsen waren.
Een soldaat die hulp kwam vragen in een huis vlak bij de windmolen ondersteunde zijn uitpuilende ingewanden met de handen. Er zouden ook twee rodekruiswagons met tientallen gekwetsten uitgebrand zijn.
Toen het licht begon te worden zagen de mensen van Hamont boer Beliën met paard en hooikar door de Stationsstraat rijden. Een Duits officier vergezelde hem met de revolver in de hand. 's Nachts had de boer de lijken moeten ophalen om ze naar het gemeentekerkhof te vervoeren. Grafmaker, Jan Mulkens, begroef er daar een veertigtal in een massagraf.
In de voormiddag van 19 november werd een deel van een trein, volgepropt met verminkte en kreupele soldaten, door de Nederlandse wachtposten doorgelaten met bestemming ziekenhuis Weert en Budel-fabriek. De overigen werden op karren naar de schoollokalen vervoerd en op uitgespreid stro neergelegd bij gebrek aan bedden. Anderen werden in het klooster der Ursulinen binnengebracht waar ze met de beste zorgen werden behandeld. Nederlandse soldaten, te Budel gelegerd, kwamen eveneens ter hulp.
Op het plein vóór het gemeentehuis van Budel stonden ambulances van het Rode Kruis, paardenkoortsen en zelfs een diligence. Wrakken van mensen werden op draag berries eruit weggedragen naar de toneelzaal. De gewonde soldaten, die nog op hun benen konden staan, mochten voorlopig de toneelzaal niet binnen. Uit naburige huizen bracht men stoelen aan om de sukkelaars even te laten rusten. De marechaussee zorgde ervoor dat in een herberg op het plein warme koffie en thee werden gezet.
De Hamontenaren vonden geen doden meer op de plaats van de
ontploffing. De Duitsers probeerden om alles zo vlug mogelijk uit België te krijgen. Op het rangeerterrein lagen verhakkelde lichaamsdelen, stukken rails en zware obushulzen. De ontploffing had bij de remise op een 300 m ten westen van het stationsgebouw, twee enorme gaten in de grond geslagen '-waarin een huis kon worden gebouwd".
De ramp had alleszins voor gevolg dat de Duitsers in een mum van tijd Hamont verlieten. Nochtans bleven vele wagons in het station staan. Men kon niet beletten dat sommige inwoners deze wagons plunderden zodat de oprichting van een hulppolitiekorps, burgerwacht genaamd, noodzakelijk was.
Bij het lezen van dit treurig verhaal vraagt men zich af: "Hoe is het mogelijk dat zo iets kon gebeuren?" De juiste oorzaak zal wellicht nooit iemand te weten komen. Er bestaan verschillende versies:
- Het Berliner Tageblatt van 20 november 1918 maakte melding van de zware ontploffing te Hamont, waar volgens het blad, kwajongens een lont zouden ontstoken hebben bij een munitietrein.
- Ook werd beweerd dat de Duitsers zelf de trein in brand gestoken hadden. Inwoners van Hamont die vlak bij het station woonden, en die hun heil gezocht hadden in de vlucht, vermoedden reeds de avond er vóór dat er iets zou gebeuren ... Mensen van Budel meenden: als men de Duitsers niet spoedig doorliet, zouden ze zich er door vechten ... " Rond 22 u van die bewuste avond zouden er al lichtkogels afgevuurd zijn.
- Nog een andere uitleg: De soldaten waren woedend omdat de treinen niet verder reden, omdat ze onvoldoende eten kregen en omdat ze hun wapens zouden moeten afgeven aan de Nederlandse grensposten. Daarom wierpen ze hun geweren, hun gordelriemen, hun ransels en alle hinderlijke bagage op hopen langs de sporen. Aan de officieren werd niet meer gehoorzaamd.
Ze braken de wagons open op zoek naar eten en vooral naar drank (jenever), waar ze zich meer dan te goed aan deden. Nieuwe uniformen en laarzen werden uit een wagon geslingerd. De soldaten verwisselden van kleding, gooiden hun versleten plunje op een paar stapels naast de sporen en stookten die luizenhopen op. En dan plots als een onverhoedse donderslag moet het gebeurd zijn. Een ooggetuige uit de Achterhoek vertelde dat hij op die bewuste avond van 18 november bij diverse wagons vuurtjes zag branden, zelfs in een wagon ... - Verondersteld werd ook dat de rangeerplaats ondermijnd werd gelet op het grote gat dat in de grond geslagen werd en de geweldige kracht der ontploffing die ganse spoorwegonderdelen honderden meters wegslingerden.
- Tenslotte beweerden Hamontenaren dat Nederlandse soldaten in uniform, die kwamen plunderen, door hun onvoorzichtigheid de ramp veroorzaakten. In elk geval zouden meerdere Nederlandse uniformstukken opgemerkt zijn ... !
Wie zal de juiste oorzaak ooit kennen? ...
De gevolgen daarentegen waren verschrikkelijk. Naar men aanneemt verloren een honderdtal Duitse soldaten het leven bij deze ramp. Voor de Hamontenaren was de materiële schade enorm. Later werden er 359 schadedossiers behandeld. Dit zou betekenen dat ongeveer 59% der woningen schade had opgelopen. Het totale bedrag aan schadevergoeding bedroeg 82.867 fr. Voor die tijd betekende dat een aanzienlijk bedrag.
Van alle verwoestingen en vernielingen die een oorlog uiteraard met zich meebrengt was de ontploffing van 18 november 1918 voor Hamont wel het ergste.
Voetnoten
1. S.H. Winkelmolen "Budel en Cranendonck voorheen en thans"
2. J. Dijkmans : "Gedenkboek St.-Laurentiuskerk"
Verder: "Het belang van Limburg" november 1968 en vooral "Bijdragen tot de geschiedenis van Hamont".
Kopie uit: “Van Vrueger Joaren” 1982 nr.1, door L. Stevens, een uitgave van: Noorderkempen, genoodschap voor geschied- en oudheidkunde.
POB Hamont-Achel 1118 020 2607 siso Belgi 930.4