Grevenbroekmuseum vzw
HAMONT 02 februari 1943
De laatste vlucht van de Lancaster III ED488 VN-M
Uit de archieven van het R.A.F. Bomber Command en van het 50e Squadron, uit de Duitse bergingsrapporten en uit ooggetuigenverslagen, kon het onderstaande worden gereconstrueerd betreffende de vlucht van de Lancaster-bommenwerper LANC III ED488 VN-M, die op 2 februari 1943 neerstortte te Hamont in België.
De luchtaanval
Op de avond van 2 februari 1943 vertrok er een geallieerde luchtvloot bestaande uit 161 vliegtuigen, voor een luchtaanval op de stad Keulen in Duitsland. De 5e groep van deze vloot bestond uit 74 Lancaster bommenwerpers. Het 50e Squadron, dat zijn basis had in Skellingthorpe (Lincoln), stuurde 8 Lancaster bommenwerpers om de 5e groep te vormen. Zes van deze vliegtuigen voerden hun opdracht met succes uit. Een vliegtuig keerde vroeg terug ten gevolge van de achterste koepel die buiten dienst was. Een ander vliegtuig, de LANC III ED488 VN-M van Kapitein Al Power en zijn bemanning, keerde niet terug.
Tijdens deze luchtaanval op Keulen gebruikten de Stirlings, die de doelen moesten markeren met toortsen voordat de bommenwerpers overvlogen, nieuwe H2S doelzoek-radarapparaten. In het archiefboek van de operaties van het 50e Squadron wordt vermeld dat de meeste vliegtuigen problemen ondervonden ten gevolge van het bevriezen van de wapens, doch dat allen het erover eens waren dat wat ze van de raid hadden gezien een prima inspanning vertegenwoordigde. Vreselijke branden woedden over het hele gebied en het doelgebied werd zo goed verlicht door de gloed dat de piloot van één vliegtuig in staat was om duidelijk een fabriek te onderscheiden en aan te vallen. De verdediging was niet sterk, maar de flak was zeer accuraat en er waren veel zoeklichten.
Het luchtgevecht en de crash
Op hun weg naar huis werd het vliegtuig van Flying Officer Al Power en zijn bemanning aangevallen door de Duitse nachtjager Messerschmitt Bf110 van piloot Majoor Werner Streib and radio-operator Helmut Fischer. De twee koepelschutters openden onmiddellijk het vuur op het aanvallende Duitse vliegtuig, maar bij een tweede aanval werden beide schutters dodelijk gewond. Het stuurmechanisme was beschadigd en het vliegtuig vatte vuur. Omdat het vliegtuig volledig buiten controle geraakte gaf F/O Al Power zijn bemanning het bevel om het vliegtuig te verlaten. Doch toen hij als laatste man het vliegtuig verliet, ging zijn parachute niet meer open.
De Lancaster vloog laag over de boerderij van de familie Tijskens in het gehucht De Grote Haart van het Belgische dorp Hamont, en stortte om 21:27 uur neer in een moeras dat 'Het Papebos' wordt genoemd.
Een Duits rapport dat werd gemaakt op 3 februari, de dag na de crash, vermeldde dat het vliegtuig onder de oppervlakte van het moeras lag. Een ander Duits rapport vermeldde dat het bergen van het wrak technisch onmogelijk zou zijn.
De overlevenden en de slachtoffers
Sgt Norman Clark, Sgt Holland, Sgt Victor Mitchell en F/O Tom Church, die het brandende vliegtuig tijdig hadden kunnen verlaten, overleefden de oorlog. Zij werden voor verscheidene jaren geïnterneerd in Duitse gevangenkampen. Lange tijd na de oorlog, op 12 september 1983, bezochten zij de crashplaats te Hamont, om hun kameraden voor het eerst te herdenken. Deze herdenking werd georganiseerd door de vereniging "De Vrienden van de Geallieerde Luchtmacht" van de heer Peter Loncke uit Lommel, met de medewerking van de gemeente Hamont-Achel.
De namen van de twee koepelschutters, Sgt Stanley Beadon and F/Lt J. M. Bousfield, werden gegraveerd in het herdenkingsmonument van de R.A.F. in Runnymede aan de Thames, samen met 20.454 namen van andere R.A.F.-vliegtuigbemanningsleden die geen graf hebben. F/O Al Power werd begraven op de militaire begraafplaats te Heverlee, nabij Brussel.
Herdenkingen en bezoeken
Aan de kapel van O.L.V. der Armen in het gehucht De Haart te Hamont, worden de namen van de drie oorlogshelden van het 50e Squadron die het leven lieten voor onze gemeenschappelijke vrijheid, op een gedenkplaat vermeld. Tijdens een van haar bezoeken aan Hamont-Achel in de jaren tachtig, schonk mevrouw Bousfield een zilveren kelk aan de kerkfabriek van Hamont, ter nagedachtenis van haar echtgenoot Jack. Hoewel deze eigendom blijft van de kerkfabriek, wordt deze kelk momenteel tentoongesteld in het Grevenbroek Museum.
Op zondag 1 juni 1997 bezocht de heer Robert Bousfield uit het Verenigd Koninkrijk, de jongste van de twee zonen van F/Lt Jack Bousfield, de crashplaats en het Grevenbroek Museum.
Op zondag 24 mei 1998 bezocht de heer John Bousfield, de oudste van de twee zonen, die momenteel in Australië woont en zeven jaar was toen zijn vader sneuvelde, ook de crashplaats en het Grevenbroek Museum. Op 20 juni 2002 bezochten de twee dochters van staartschutter Sgt Stanley Beadon Hamont-Achel
De Duitse bemanning
De Duitse bemanning : Majoor Werner Streib werd geboren in Pforzheim Baden in 1911. Voordat hij in 1934 bij de Wehrmacht ging, werkte hij als burger bij een bankinstelling. Later deed hij een aanvraag om van de landmacht naar de luchtmacht (Luftwaffe) te worden overgeplaatst. Toen zijn verzoek werd ingewilligd, begon hij zijn nieuwe pilotencarrière als verkenner in een verkenningseenheid.
In 1937 werd Streib overgeplaatst naar het Richthofen-eskader in Jueterbog-Damm. In 1939 werd hij piloot in Falcks I./ZG 1 Zerstörergeschwader. Hij stond bekend als "de vader van de nachtjagers", zowel omdat hij de eerste was die een nachtelijke overwinning behaalde als omdat hij de oudste was van de nachtjagers.
Deze piloten ontwikkelden de nachtjagerstechnieken die tijdens het verdere verloop van het conflict werden toegepast. Deze technieken waren op hun beurt gebaseerd op technieken die tijdens de Eerste Wereldoorlog waren ontwikkeld.
Op 20 juli 1940 scoorde Streib de eerste nachtjagersoverwinning boven Duits gebied, op een Whitley-bommenwerper van de RAF. Sinds dat moment nam zijn carrière een steile klim. In oktober 1940 werd hij reeds kapitein (Hauptmann) en groepscommandant van I./NJG 1. Vanaf toen tot mei 1941 behaalde hij een indrukwekkende score van 26 nachtelijke overwinningen. In juni 1943 werd hij majoor met 50 nachtelijke overwinningen. Hij werd als een technische authoriteit beschouwd en werd afgevaardigd bij Ernst Heinkel voor de ontwikkeling van de He 219 nachtjager, dat inderdaad een beducht toestel was. Toen de eerste prototypes van de He 219 beschikbaar waren, kreeg Streib zijn eigen toestel en werd de eerste om het type tijdens een echt luchtgevecht te testen. Dat gebeurde tijdens de nacht van 11 juni 1943, toen Britse bommenwerpers op missie naar Berlijn vlogen. Met de hulp van zijn radio-operator, Helmut Fischer (r), behaalde Streib - met korte maar krachtige salvo's van zes 30-20 mm boordkanonnen - een verbazend aantal van vijf overwinningen binnen een half uur.
Op 1 juli 1943 werd Streib vlootcommandant (Kommodore) van NJG 1. Tegen het einde van de oorlog bedroeg zijn finale score 65 overwinningen.
Hij trouwde in 1947 en baatte een succesvolle voedingszaak uit tot 1956. Toen de nieuwe Luftwaffe werd gevormd, werd hij opgeroepen om zijn ervaring in dienst te stellen van het nieuwe Duitsland.
Streib ging terug binnen bij de Bundesluftwaffe als commandant van een vliegschool in Landsberg. In 1966 beëindigde hij zijn zeer lange militaire beroepsloopbaan met een vredevol pensioen. Op dat ogenblik was hij brigadegeneraal van de nieuwe Bundesluftwaffe.
Aan het begin van de jaren negentig schreef de heer Robert Bousfield enkele brieven aan de voormalige radio-operator, de heer Helmut Fischer, om wat meer details te achterhalen over het luchtgevecht waaraan zijn vader had deelgenomen. Meer bepaald vroeg hij waarom er een tweede aanval op de Lancaster had plaatsgevonden. De heer Fischer antwoordde dat tweede aanvallen alleen werden uitgevoerd indien het vuur aan boord van een toestel dreigde uit te gaan.
De heer Fischer schreef het volgende in zijn brief:
Dear Mr. Bousfield,
In Beantwortung Ihrer zwei Schreiben, die mir von Mr. Hinchcliffe übergeben wurden, kann ich Ihnen leider nur wenig mitteilen. In meinem Flugbuch sind keine Details von Abschüssen aufgezeichnet, sondern nur unsere Start- und Landezeiten mit Ort sowie der Flugzeugtyp der Bomber-Abschüsse (z.B. "Venlo 2.2.43/20.58 Uhr bis 22.17 Uhr). Zusätzliche Angaben über besondere Ereignisse sind nicht gemacht worden und somit auch nicht mehr in Erinnerung. Von insgesamt ca. 30 Abschüssen von Bombern, die ich mit verschiedenen Flugzeugführern mitgemacht habe, ist das auch kaum zu erwarten, ohne daß schriftliche Aufzeichnungen gemacht worden sind. Ich mußte selbst auch 4 x mit dem Fallschirm abspringen z.T. mit Verletzungen.
Zu Ihrer Frage, warum 2 Angriffe gefahren wurden, kann ich nur sagen, daß Streib's Angriffsmethode nur von hinten bzw. von hinten unten war und die Zielrichtung auf die 2 nebeneinanderliegenden Motore, weil dort auch die Tanks lagen. Ein zweiter Angriff wurde grundsätzlich nur gefahren, wenn der Brand beim Bomber kleiner wurde und auszugehen drohte, denn dann war der Bomber durch seine Abwehrbewegungen verschwunden und mit unseren Suchgeräten an Bord nicht wiederzufinden.
Da der Bomber auf dem Rückflug war, wundere ich mich über den Kanister mit den Brandmitteln. Den hätte er ja über dem Angriffsort abwerfen können. Aber leider kann ich darüber nichts mehr sagen bzw. über deren eventuelle Explosion. - Kann der Kanister mit den Brandmitteln auch erst am Boden beim Aufschlagbrand explodiert sein?
Ich hoffe, Ihnen mit diesen Angaben etwas geholfen zu haben und verbleibe mit freundlichen Grüssen
Ihr
Helmut Fischer
De heer Helmut Fischer werd geboren op 4 december 1920 in Gelsenkirchen, Horst. Op 23 februari 2002 gaf hij zijn toestemming aan het Grevenbroek Museum voor de publicatie van bovenstaande brief.
Het grootste deel van de informatie die hierboven wordt verstrekt, is gebaseerd op de onderzoeksresultaten van de heer Peter Loncke uit Lommel, België
Een speciaal aandenken
Na de crash werden de onderdelen van de Lancaster die boven het grondoppervlak uitstaken door de Duitsers verwijderd. Een onderdeel ervan werd meegenomen als trofee voor de officiersmess van het vliegveld te Venlo. De naam van de piloot Maj STREIB en de datum 02 Feb 1943 werden destijds op het voorwerp geschilderd.
Toen de Duitsers op het einde van 1944 noodgedwongen het vliegveld van Venlo verlieten werd een deel van de officiersmess vernield. Na de oorlog keerden de oorspronkelijke bewoners terug naar de vernielde gebouwen en verbouwden de voormalige mess naar een wasserij.
In 1988 werd besloten om de in onbruik geraakte oude gebouwen te slopen. Tussen de afbraakwerken door zag Dhr Marcel Hogenhuis uit Venlo de kans om tijdens een lunchpauze de site te bezoeken. In een verlaten hoek van het bijna gesloopte hoofdgebouw vond hij een stuk staart van een Lancaster en kon het gelukkig voor het nageslacht voor een derde keer van de vernieling redden.
Met dank aan Dhr Marcel Hogenhuis.